Meer Moet Dat Niet Zijn
Ik hou het allermeest van huppelende jongetjes
Als er nog lang geen last op hun smalle schouders rust
Gekoesterd en gepamperd door hun ouders
Weer elke traan steeds liefdevol wordt weggekust
Kapotte knieën maar hij voelt geen centje pijn
Meer moet dat niet zijn. Meer moet dat niet zijn
Ik hou het allermeest van liefde in de lente
Ach in de zomer kan dat desnoods ook nog wel
Je voelt een onbestemde kriebel in je lenden
Dan word je gloeiend heet en dan weer kippenvel
In haar ogen kijken bij een goed glas wijn
Nee meer moet dat niet zijn. Meer moet dat niet zijn
Ik hou het allermeest van een gewone bruine boterham
Met boter kaas of plakjes van een beest
Bedje van dit bedje van dat
Daar wordt het echt niet beter van
Ik wil geen kunst op m’n bord maar zien wat het is geweest
En Zeeuwse platte oh meneer doet u mij maar twee dozijn
Want meer moet dat niet zijn. Meer moet dat niet zijn
‘k hou van een Frans terras onder de platanen
Met een koude Pastis zo rond de klok van vijf
Van het eeuwig snerpend zingen der cicaden
De late stralen van de zon warm op mijn lijf
En in de verte klatert ergens een fontein
Meer moet dat niet zijn. Nee meer moet dat niet zijn
Ik hou het allermeest van afgeronde levens
Niet dat je door zo’n ziekte plots wordt weggerukt
Ik zou mezelf een jaar of tachtig willen geven
Zonder gedoe en heel veel stil geluk
Een mooie kist m’n vrouw m’n kind’ren geen geslijm
Nee meer moet dat niet zijn. Het hoeft niet meer te zijn
Het hoeft echt niet meer te zijn. Meer moet dat niet zijn
Echt niet meer te zijn
Meer moet het niet zijn
Lekker glaasje wijn
Gister een dozijn
Meer moet dat niet zijn zijn zijn
Meer moet dat niet zijn zijn zijn
Hoeft niet meer te zijn
Echt niet meer te zijn
Hoeft echt niet meer te zijn