Waar is mijn Limburg heen
Waar zijn de zoete uren
En waar is mijn limburg heen
Waar zijn de zachte buren
En ik kende iedereen
Graag was ik daar gebleven
Maar ’t leven leeft zijn leven
Dat jongetje van toen is nu alleen
Ik hoor honderd mooie kermisklokken luiden
Die tijd van toen
Ik zie honderd jonge meisjes dansen en pluk
De eerste zoen
Elke vogel in de groene bomen
Fluit mij na als hij mij aan ziet komen
Elke dag was toen een warme zondagachternoen
‘k Zie me soms als kind weer in het warme huisje
Waar moeder zong
‘k Zie de zwarte mannen die de mijn verlaten
Ik was zo jong
‘k Loop weer door die oude paarse heide
‘k Speel met vriendjes in de grote weide
Op het plein dansten de meisjes toen de zevensprong
In gedachten zie ik soms een jongen spelen
De lucht is blauw
‘k Zie dan ’s avonds moeder door zijn haren strelen
Nooit was er kou
Het had altijd moeten blijven duren
Al die kleine grote avonturen
Toen ik jong was in het grote dorp waarvan ik hou
Aan mijn kinderen vertel ik dikwijls sprookjes
Waarbij ik zing
Van de bossen berken en de kleine huisjes
Waar ik toen ging
Ik vertel ze dan van lang geleden
Van de vele kleine heerlijkheden
Die alleen nog maar bestaan in mijn herinnering